Wanneer aan representatieve landschapsschilders wordt gevraagd wat hen motiveert om te schilderen, spreken ze vaak van het licht. Er is iets zo verleidelijks aan verschillende lichteffecten. Sommigen voelen zich aangetrokken tot de rustige zachte verlichting die hoort bij het bosrijke interieur en anderen tot het sterk contrasterende licht van de vroege ochtend of late middag. Kunstenaars noemen ook de atmosferische gloed van dikke lucht geassocieerd met vocht en vervuiling, of verwijzen naar de helderheid van dunne lucht in verband met hogere hoogtes als motivatie. Bovendien is er de positie van de kunstenaar ten opzichte van de lichtbron. Sommigen houden van het randlicht dat wordt geproduceerd door objecten met achtergrondverlichting, anderen genieten van het stadslicht dat een solide vormstructuur produceert, en velen belichten de deugden van zachte vlakke bewolkte verlichting. Na het praten met verschillende schilders over wat ze leuk vinden in lichteffecten, wordt het duidelijk dat er niet slechts één lichtsituatie is die werkt. Dit maakt deel uit van wat elke kunstenaar individueel maakt.
Om de individuele kwaliteiten van deze verschillende verlichtingssituaties beter te begrijpen, is het noodzakelijk dat een schilder tijd besteedt aan observatie. Van kinds af aan zijn we getraind om een identiteit te associëren met herkenbare vormen. Deze gezichtsherkenning kan een grote belemmering blijken te zijn als het gaat om het zien van de kwaliteit van het licht. De karakteristieken van het licht gaan verloren in de bevooroordeelde kennis van het object. Hoewel individuele objecten bepaalde dingen hebben die voor hen zijn geïdentificeerd, zoals een boom die groen is en een rotsbruin, is het de kwaliteit of persoonlijkheid van het licht dat het tafereel verenigt. Het is de enige verenigende factor. Dit produceert een trilogie van object, licht en ogen. Wanneer we snel naar een scène kijken, maken we associaties die zijn gebaseerd op onze opgeslagen kennis over deze herkenbare objecten. Hoe langer we kijken, waardoor we de neigingen van het licht kunnen observeren, hoe beter we het gedeelde effect van het licht op de situatie begrijpen. Deze observaties kunnen worden genoteerd in schetsboeken en worden uiteindelijk geïnternaliseerd, waardoor we meer intuïtieve schilders worden.
Als je moeite hebt om een verschil tussen lichtscenario's te zien, stel jezelf dan deze eenvoudige vragen voordat je gaat schilderen:
- Wat is de algemene verlichtingssituatie, bewolkt of helder?
- Waar bevindt de hoofdlichtbron zich vooraan, achteraan, aan de zijkant of boven?
- Is de lucht zwaar van atmosfeer of dun en helder?
- Is er een kleurzweem in het licht die u kunt identificeren?
Door deze verlichtingsvragen te beantwoorden, wordt meer gevoeligheid gebruikt bij het weergeven van de scène. U zult meer afgestemd zijn op de effecten die licht kan produceren en u zult nooit op dezelfde manier naar een foto kijken.
MEER MIDDELEN VOOR KUNSTENAARS
• Richard McKinley op dvd
• Bekijk kunstworkshops op aanvraag op ArtistsNetwork. TV